We zijn bijzonder trots dat Noordrand in 2024 als tweede in Vlaanderen (na Neteland) van start gaat met een Regionaal Netwerk Vrijetijdsparticipatie (RNVTP Noordrand), zeker nu door een decretale wijziging lokale besturen aangespoord worden tot meer bovenlokale samenwerking. Brandend actueel en vernieuwend, dus stof voor een artikel.
Tot op heden werden netwerken vrijetijdsparticipatie lokaal georganiseerd. De aanpak van armoede is een opdracht van het lokale niveau, zoals we lezen in het Participatiedecreet. Gegroeid vanuit een sterke nood aan meer samenwerking en overleg tussen vrijetijdsdiensten, sociale diensten en armoedeverenigingen zijn er heel wat lokale – dus op het niveau van een gemeente/stad – netwerken ontstaan in Vlaanderen. De basisvereiste hiervoor is een vertegenwoordiging van zowel cultuur-, sport- en jeugddiensten, als sociale diensten en tot slot de verenigingen van personen in armoede. Ondanks dat er een sterke wil was, vielen vele steden en gemeenten (ook in de Noordrand) wegens afwezigheid van een armoedepartner op hun grondgebied uit de boot om zich formeel te verenigen en een subsidieaanvraag in te dienen.
Door met vereende krachten dat idee bovenlokaal te vertalen volstond het om op regioniveau de aanwezige armoedeverenigingen op grondgebied van de hele regio te betrekken bij dit opzet. Zo hebben we kansen gecreëerd voor de individuele gemeenten maar ook voor een samenwerking over vakgebieden heen. De opbouw van ons RNVTP Noordrand en de vormgeving van de speerpunten werden mede begeleid door Demos, kenniscentrum voor participatie en democratie.
Zo’n netwerk vrijetijdsparticipatie bovenlokaal opzetten, het is niet de meest voor de hand liggende weg. Welke kansen en valkuilen biedt deze samenwerking? We legden Ben Verstreyden en Bart Ketelslegers van Demos enkele vragen voor.
Wat is de bedoeling van een netwerk vrijetijdsparticipatie en welke rol kunnen de afzonderlijke actoren opnemen?
Ben: De website van Demos stelt het duidelijk: Elk lokaal netwerk is uniek. Het ent zich op opportuniteiten en noden van je stad, gemeente of regio. Wat vertel ik daar graag nog bij? Het RNVTP Noordrand heeft als doel om een duurzame, doeltreffende samenwerking te bouwen. Die leidt tot concrete resultaten want ze verlaagt effectief participatiedrempels. Steeds opnieuw zorgt deze samenwerking ook tot gedeelde nieuwe inzichten rond bredere facetten van armoede en van participatie. Ze wil op een gelijkwaardige manier verbindend leren in organisatie-overschrijdende netwerken.
Bart: Dit biedt ook de opportuniteit om een deel van het aanbod te herbekijken in functie van wat mensen in armoede nodig hebben. Mogelijk kan er zo ruimte gemaakt worden voor eigen initiatieven van mensen in armoede. Misschien kan er zelfs een nieuw initiatief opgezet worden in co-creatie met hen? Het netwerk vrijetijdsparticipatie investeert daarom structureel tijd en ruimte in het ontmoeten, luisteren en het aangaan van betekenisvolle relaties tussen diensten, aanbieders en burgers om op die manier een vruchtbare voedingsbodem te cultiveren waarop duurzame participatie kan groeien.
Een netwerk vrijetijdsparticipatie wil de kloof verkleinen tussen enerzijds het lokaal bestuur en het vrijetijdsaanbod en anderzijds de leefwereld van mensen in een maatschappelijk kwetsbare situatie die niet tot vrijetijdsparticipatie komen. Niet elke partner of actor zal hetzelfde doen in het netwerk. Partners nemen verschillende rollen op in de samenwerking en die rollen kunnen ook wisselen naargelang het thema/de opdracht/het project. Een samenwerking als deze heeft nood aan verschillende en soms uiteenlopende competenties.
Wat zijn mogelijke valkuilen waar we ons tegen moeten wapenen in ons parcours?
Ben: Allereerst denken we dat je je moet behoeden om als plichtsbewuste en verantwoordelijke ambtenaren en professionals té snel naar concrete resultaten te streven. Het is heel mobiliserend en dankbaar om samen te werken rond een gedeelde en concrete doelstelling zoals bijvoorbeeld het verlagen van de financiële drempel via de uitrol van de UiTPAS. Dit sterke en heldere doel zal diverse actoren met elkaar laten samenwerken én een mooi resultaat opleveren. Zeker in de beginfase van een nieuwe netwerksamenwerking is zo’n concreet project een goede zaak: je leert elkaar kennen en je hebt het gevoel dat je samen effectief iets realiseert.
Tegelijk is het belangrijk om – naast het concrete project – kansen te creëren voor ontmoetingen en authentiek luisteren. Zo kan je dan elkaars belangen, werking, dromen en uitdagingen leren kennen. Een open houding helpt om vertrouwen op te bouwen. Op die manier zal een diepere samenwerking mogelijk worden en zal – zelfs na de uitrol van de UiTPAS – het kaarsje van het netwerk niet stilletjes uitdoven.
Ten tweede mag je niet in de val lopen om deze netwerksamenwerking te beschouwen als de zovéélste van naast elkaar fungerende structuren. Lokale besturen kennen vandaag netwerksamenwerkingen rond uiteenlopende zaken: rond buitenschoolse kinderopvang en vrije tijd, rond kinderarmoede, rond zorgzame buurten, rond geïntegreerd breed onthaal, rond huizen van het kind, rond bovenlokale cultuur, rond de 4de pijler inburgering, rond kindvriendelijkheid … Hoe goed slaag je er dan in om niet verstrikt te raken in de verschillende vergaderingen en te blijven trachten om afstemming en transversale dynamiek te vinden? Maar alles in één grote ‘pot’ gooien en een groot ‘moedernetwerk’ maken is wellicht ook geen droomoplossing. Zoals vaak ligt het antwoord ook hier bij de gulden middenweg.
Bart: Een derde mogelijk valkuil is om – ondanks goede wil en je uiterste best doen – toch te veel vanuit de hardnekkige ‘systeemwereld’ te blijven functioneren. Ik denk dan aan vergaderlogica’s, een hoog tempo waarin niet iedereen mee kan, een taalgebruik waarin belangrijke leden van je netwerk zich niet herkennen. Kortom, een werkings- en organisatiecultuur die soms contraproductief is aan wat brede participatie nodig heeft. Het zou enorm jammer zijn om door de werkdruk en taakspanningen – als eerste – de zo belangrijke informele ruimte voor actieve ontmoeting en verbinding op te offeren en vervolgens verrast te zijn door de matige opkomst.
Dit is geen netwerk zoals vele andere. Mensen die in armoede leven daadwerkelijk betrekken in alle fasen van je werking vraagt een aanpak op maat. Tegelijk is belangrijk en noodzakelijk om respect te hebben voor elkaars mogelijkheden en grenzen. Het netwerk vraagt tot slot ook inzichten en kennis van de betrokken trekkers en een houding die vertrouwen geeft. En laat dat net een aanpak zijn die voor velen heel makkelijk aan te leren is.
Waak erover dat dit grote bovenlokale netwerk niet een vergaderbox wordt waarbij een technische, bestuurlijke agenda wordt afgewerkt en zodoende andere spelers – niet in het minst de armoedepartners – afhaken wegens “we kunnen hier niks zinvols bijdragen”. Zorg ook dat je tussen de bijeenkomsten door contacten legt met de armoedepartners. Zeker binnen een bovenlokaal netwerk is het heel belangrijk om niet alleen vanuit het IGS zelf maar ook vanuit lokale diensten de vinger aan de pols te houden en bruggen te blijven bouwen tussen de armoedepartners en het bredere netwerk.
Welke kansen zien jullie weggelegd in het RNVTP Noordrand?
Bart: Je ziet dat er alvast veel goesting is om de sterke praktijken, de aanwezige expertise en de beschikbare middelen (centen, mensen, infrastructuur) met elkaar te delen en deze te versterken. Gemeenten die al ervaring hebben met een lokaal netwerk – of met de UiTPAS- geven die ervaringen nu ook al door.
Ben: Aanvullend op dit proces kan je mogelijkheden voor participatie ontwikkelen die nog niet eerder mogelijk waren. Zo kan je eveneens de effectiviteit van het lokale niveau versterken. Voor lokale besturen/diensten/medewerkers kan het de extra aandacht en tegelijk inspiratie bieden om een bepaald proces verder te ontwikkelen. Eentje waarvoor je misschien zelf niet altijd de capaciteit hebt. We willen wel benadrukken dat de betrokkenheid van de lokale besturen op het bovenlokale netwerk wel cruciaal is. Vrijetijdsparticipatie van en voor mensen in armoede en sociale uitsluiting vraagt immers nabijheid.
De schaalvergroting van een régionale samenwerking staat toe dat je in aanbod en dienstverlening kan diversifiëren, complementair werkt, specifieke expertise uitleent aan elkaar en samen stappen vooruitzet. En dit zonder daarbij afbreuk te doen aan de verschillende accenten die in verschillende contexten gelegd worden. De expertise en inzichten van de lokale armoedepartners kunnen ten slotte ook meegenomen worden in het bredere netwerk.
Bedankt Bart en Ben voor jullie begeleiding en de verhelderende woorden! We nemen die mee en kijken uit naar een boeiend vervolg van ons traject.